Wij hebben een kok. En dat is natuurlijk heel fijn. Hij kookt meestal ook erg goed. Hij is alleen zelf, denken we, dol op vis. Dus eten we vaak vis. Nu houden we best van vis, maar we hebben allbei de behoefte dat als we vis eten, we het vis-vlees kunnen zien. Soms krijgen we een hele vis op ons bord (jammie) en soms krijgen we een vis in mootjes met graatjes door ons eten. Dat is dan de vis die eerst in onze vriezer lag en me stilletjes aankeek toen ik een stokbroodje uit de vriezer haalde. Het is dezelfde vis wiens schubben nu op ons erf liggen. Want zo gaat dat, de kok schraapt in onze tuin de schubben van zijn vel af, maar eerst ligt de vis langzaam te ontdooien in een plastic emmertje in de keuken met zijn staart over de rand.
Onze kok is een man van daden en weinig woorden. (wat natuurlijk ook aan ons niveau van taal kan liggen). Toen ik vroeg of hij iemand voor ons wilde regelen om de was te doen, tikte hij trotst op zijn indrukwekkende borstkas en zei: moi, moi. Dus naast dat hij voor ons kookt, wast hij ook voor ons. Ook dat doet hij vol overgave. Meestal met 1 van zijn kinderen. Hij heeft er een hele rij, want elke keer zie ik een ander gezicht. Misschien heeft hij wel 2 vrouwen. Dat is hier niet heel ongewoon. In ieder geval is het fijn dat hij er is en bijna iedere avond ons een fantastisch maal voorschotelt. En dat is knap als je bedenkt dat het assortiment hier bestaat uit: vis, kip, kool, wortel, ui en tomaat.
Hulde aan de kok!